Locatie: Tussenlanen 11-13 Bergambacht
Toen hij op zijn land bezig was, stuitte Joop Vink op overblijfselen van een eeuwenoude brug.
Hoe kwam die brug daar en is die te herstellen? Om met dat laatste te beginnen. Dat is gelukt, mede dankzij de hulp van de overburen. Vader kwam met een graafmachine en de zoontjes Ad en Wim, toen 10 en 8, raapten maar wat graag de ijsselsteentjes en schepten zand in emmers om zo ruimte te maken voor het in oude luister brengen van de brug.
De officiële ingebruikname was met de twee broertjes begin november 2023.
Hiermee is Bergambacht en daarmee de Krimpenerwaard een pareltje rijker.
De andere vraag - hoe kwam die brug daar - daarover was in de archieven geen informatie te vinden. Joop en zijn vrouw Ineke gingen dus zelf op onderzoek uit. De herstelde brug is gebouwd met handvorm ijsselsteentjes. Deze komen overeen met de stenen, die gebruikt zijn bij het huis ernaast, bij Hoeve Tusschenlanen. Die is van 1661. De brug zou dus rond 360 jaar oud zijn. De weg - die nu Tussenlanen heet - liep tot ongeveer 1962 over deze brug en vlak langs het huis. De woonboerderij is gebouwd in 1661. Het laat zich aanzien dat de weg er toen ook al was, waarschijnlijk als onverhard karrenspoor.
Terug in de tijd
De eerste bewoners in Bergambacht waren er al rond het jaar 1100, In de 13e,14e eeuw is de ontginning voortvarend aangepakt. Langs de veenriviertjes ontstond de Tussenlanen en Bovenberg. Rond 1962 heeft de toenmalige eigenaar van de boerderij, de Haagse steenfabrikant Willem van Vliet, de weg wel tot 15 meter naar het noorden verlegd. Bij het graafwerk van de herstelde brug hebben de huidige bewoners sporen gevonden die dateren van rond 13-1400. Het verleggen van de weg is het behoud van de boerderij ten goede gekomen.
Op hun speurtocht naar de geschiedenis van de boerderij ontdekte het echtpaar Vink dat er vóór 1661 ook al een houten huis heeft gestaan. Eigenaar was de vermogende Aert Jacobsz. Hij bouwde hier in 1661 op oudere leeftijd de boerderij met de naam Aert Jacobsz. Hofstee. Het houten huis moet al op een huisterp van circa 7000 m2 zijn gebouwd. Het nieuwe huis en de schuur zijn er ook op gebouwd. De gebouwen drijven als het ware op een eiland in het moerassige veenland van deze omgeving.
Al snel gaat het eigendom over naar Cornelis Schouten Jacobszoon, in de 17e eeuw één van de grootste landbezitters in Bergambacht. Daarna gaat de boerderij maar liefst tien keer over in andere handen. In de archieven duiken allemaal echte Bergambachtse familienamen op als Den Hoed, Schouten, Boer, Benschop en den Langen. De wisseling van eigenaren was meestal een gevolg van vererving maar soms ook door financiële problemen. In 1872 wordt het huis geveild en komt het via de afslager in handen van Cornelis Benschop. Willem van Vliet wordt op 6 december 1940 eigenaar voor de prijs van ƒ 55.000. Of dit inclusief zo’n 17 hectare land is blijft onduidelijk. Circa 15 hectare verkocht Van Vliet in de jaren ‘60 aan de gemeente voor de bouw van Bergambacht Oost. In 1984 kocht het echtpaar Vink hoeve Tusschenlanen van twee neven van Willem van Vliet.
De boerderij had in 1661 wel een andere uitstraling als nu. De oudste foto’s bij de familie Vink zijn uit 1924 en geven ook een heel ander beeld. In de voorgevel zaten toen T-kozijnen in plaats van het huidige kruiskozijn. De oostgevel van het voorhuis had alleen een kelder- en een zolderraam, de westgevel had één kozijn op de begane grond, de nu meer aanwezige kozijnen waren blindnissen met dezelfde maatvoering als die van de kozijnen nu. Het achterhuis was de bedrijfsruimte met stal, kaaskamer, boenhok en zomerverblijf. De gevels waren daarop aangepast.
Opvallend mooi zijn de korfbogen met de natuursteenblokken en sluitstenen boven de ramen van het voorhuis. Ook is de voorgevel voorzien van fraai smeedwerk voor de gevelankers en luiksluitingen en natuurlijk de voordeur. Die kon alleen van binnen open en werd alleen gebruikt wanneer iemand voorgoed het huis verliet. Bijvoorbeeld als de dochter ging trouwen of wanneer de dode het huis werd uitgedragen. Op de zolders in het voorhuis waren twee slaapkamers en in het achterhuis was een hooizolder én ook een waterzolder. Bij overstroming van de waard kon het vee via een trap naar boven en stonden ze veilig.
Ook heel fraai zijn de dakspanten, krom gegroeide eiken benen. Het zouden mogelijk afgekeurde spanten van V.O.C. schepen zijn. Of het waar is of niet, in deze boerderij komen ze prachtig tot hun recht.
In 1924 laat eigenaar A. Benschop een bouwkundig onderzoek doen. Het huis is dan zodanig in verval dat herstel nodig is. Pas wanneer Willem van Vliet eigenaar wordt komt er schot in de zaak. Het Rijksbureau voor de Monumentenzorg is ingeschakeld en als architect is de bouwkundig ambtenaar van het bureau de heer Canneman aangewezen. Het gevecht over wat origineel is en hoe er gerestaureerd moet worden gaat dan beginnen. Het is ook de periode dat de uitgangspunten voor restauratie anders werden benaderd dan nu. Het streven om te restaureren ging gepaard met eigen denken en toevoegen van elementen om het gebouw meer aanzien te geven, zo ook hier. In een beschrijving van Canneman in augustus 1941 somt hij op: een Frankische halletype met dwarshuis en de waarde die het heeft. Kruiskozijnen die T-kozijnen moeten zijn en sporen hebben van glas-in-lood-ramen. Een achtergevel van de stal die niet origineel zou zijn en meer onjuiste aannamen.
De voorbereiding wordt gestart met een zeer zorgvuldige inmeting van de bestaande situatie. Uit de eerste beelden op papier blijkt dat van het origineel weinig overblijft. Tot hier is er redelijke overeenstemming met de betrokken partijen. Een punt waar Van Vliet het niet mee eens is, wordt (gelukkig) niet gehonoreerd: het glas-in-lood in de voorgevelramen. Er komt een begroting voor de kosten ƒ 25.000. Van Vliet gaat voor subsidie omdat hij maar ƒ 10.000 zelf kan bijdragen. Het Rijk, in oorlogstijd het Departement van Opvoeding, Wetenschap en Cultuurbescherming, zegt ƒ 10.000 toe en de provincie Zuid-Holland later nog eens ƒ 5.000. De plannen worden afgerond en op 15 april 1942 gaat bouwaanvraag naar de gemeente Bergambacht. Blijkbaar goed voorbereid is er 21 april al een positief advies van de gemeentelijk architect en verleent de burgemeester twee dagen later de vergunning. Een proces van acht dagen, kom daar nu maar eens voor! De restauratie kan van start en zal een anderhalf jaar in beslag nemen.
De uitvoering gaat met horten en stoten, een eigenzinnige Van Vliet en een vasthoudende Rijksbureau voor de Monumentenzorg. Veel gehakketak over details en wederzijdse verwijten vertraagden vaak de voortgang. In augustus 1942 komt er nog een tegenvaller, een bominslag in de buurt maakt schade aan gevels en de voorgevel moet deels opnieuw worden aangepakt.
Wat kan water doen met een monument? Dat blijkt nogal wat te zijn. Zo is Tusschenlanen gebouwd op een huisterp. De opbouw hiervan was ongeveer: het land iets uitgraven, de ontstane put opvullen met een ca. 50 cm turf welke zelf geoogst door een zogenaamde veenput te graven achter de boerderij, daarop 50 cm hout - geoogst uit de polder - en 50 cm klei uit de Lek. Hierdoor ontstond een verhoging tot ongeveer NAP of wellicht nog hoger. Het was dus ook een beveiliging voor bijvoorbeeld een dijkdoorbraak. In 1760 is de dijk bij Bergstoep doorgebroken en liep de polder vol.
De terp is op een bepaald moment deels afgegraven. Waarom is nog steeds een vraagteken, feit is wel dat daardoor de terp verzwakt is en dat dit de bebouwing niet ten goede is gekomen. De meeste schade ontstond door polderpeilverlaging en waterwinning door de Goudse waterleiding. De polder is in 1000 jaar circa 2 meter gezakt; dus zo’n 2 mm per jaar. Het huis is 364 jaar oud. Omgerekend is in die tijd de polder ongeveer75 cm gezakt.
Het polderpeil zakte mee, maar is ruim 20 cm extra verlaagd in de periode 1950-1996. Met als gevolg dat de boerderij meezakte en de terp dit allemaal niet kon opvangen, met als gevolg alom scheuren.
Na het stoppen van de polderpeilverlaging is alles weer wat stabieler geworden. Veel onderhoud en restauraties vanaf 1985 tot heden hebben het pand weer redelijk op de kaart gezet. De idealen van Willem van Vliet zijn afgerond door de huidige eigenaar. Met goed onderhoud en wat financiële hulp van de overheid kan het pand het deze eeuw wel volhouden. Als kers op de taart is het pand op de Top 100 van Nederlandse Monumenten geplaatst. In 1955 is er namelijk in ’s-Gravenhage een Verdrag getekend om wereldwijd culturele goederen te beschermen in geval van een gewapend conflict. Mooi om in deze tijd ergens veilig te kunnen wonen.