Steenbakkerswoning

Locatie:
Dorpsstraat 45
Gouderak

De woning aan Dorpsstraat 45 is een rijksmonument. Het was oorspronkelijk een steenbakkers- en daarna een burgemeesterswoning. Later is het bewoond door een kolenboer en meerdere huishoudens. Het pand is vermoedelijk gebouwd in het tweede kwart van de 19e eeuw voor de steenbakkersfamilie Smits en is in neoclassicistische stijl gebouwd. Het grote huis heeft gedeeltelijk bepleisterde muren, een schilddak met hoekschoorstenen en een kroonlijst. Ook is er een geblokte deuromlijsting en zijn er liggende nissen boven de vensters van de zesruitsschuiframen.

Steenplaatsen

Gouderak is onder meer bekend door de vele steenplaatsen. In de 19e eeuw waren dat er zeven. Verderop waren er toendertijd nog twee in Moordrecht, drie in Nieuwerkerk, zes in Capelle, één in IJsselmonde, drie in Krimpen, zes in Ouderkerk, één in Stolwijkersluis en nog drie in Haastrecht.

In 1790 hadden de steenfabrieken langs de Hollandse IJssel een gezamenlijke productie van 100.000.000 stenen per jaar. De stenen worden voor een deel geëxporteerd naar Engeland, Noorwegen, maar ook naar Suriname en Oost-Indië. De VOC nam de stenen als handelswaar en ballast mee op hun vaarten.

Van de talloze steenplaatsen en -fabrieken in de Krimpenerwaard is niets bewaard gebleven, zelfs geen ruïne. Wel aan de overkant van de Hollandse IJssel: de steenovens Klein Hitland in Nieuwerkerk aan de IJssel. Het was de laatste ijsselsteenbakkerij aan de Hollandsche IJssel die in 1964 de ovens doofde.

Bakproces

Vanwege de kalk in de klei hadden de ijsselstenen een gelige kleur. De stenen werden gefabriceerd van slib dat uit de rivier werd gebaggerd. Een mooie beschrijving met foto’s heeft Freek Mayenburg gemaakt en is te vinden op groenehartfotografie.nl

Lange zware dagen

De productie van de enorme aantallen stenen zorgde voor veel werkgelegenheid. Arbeiders kregen huisjes op de steenplaats en moesten 24/7 beschikbaar zijn. Bij zon en bij regen, want dan moesten de stenen met rietmatten worden afgedekt.

De steenbakkerijeigenaren namen alleen mannen aan als ook hun vrouwen en kinderen in de fabriek konden werken. De mannen zorgden voor het bakken en waren de stokers. De vrouwen stapelden stenen, vaak 8.000 per dag, en sjouwden rietmatten. Soms liepen ze ook achter een volle kruiwagen van tachtig kilo. Zij werkten tot enkele dagen voor de bevalling en moesten tien dagen na de geboorte weer present zijn. Vader verdiende zes gulden per week en moeder drie.

In het stookseizoen werkten de arbeiders van ’s ochtends 3 of 4 uur tot ’s avonds 9 uur. Met hooguit twee uur pauze totaal. Zaterdags werkte men tot 12 uur en in de middag werd het terrein schoongemaakt. Van vakantie- of snipperdagen had men nog niet gehoord.

Kinderarbeid was de gewoonste zaak van de wereld. Vanaf hun vierde of vijfde jaar werden de kinderen van 5 uur ’s morgens tot 7 uur ’s avonds ingezet voor het opschikken en helpen sjouwen. Met hun kleine voeten konden ze over smallere paadjes lopen, zodat er op een kleiner oppervlakte meer stenen kunnen drogen. Als er een baby is geboren, kwam één van de jongere kinderen met het kindje naar de steenplaats zodat de moeder het kindje daar kon voeden. Werd vader ziek en kon hij niet meer werken, dan verdienden moeder en de kinderen te weinig om in leven te kunnen blijven. Vaak gingen ze dan bedelen en zochten daarvoor hun heil in Gouda.

Kinderwetje

De eerste sociale wet in Nederland was het Kinderwetje van Van Houten uit 1874. Dankzij deze wet mochten kleine kinderen niet meer werken. In 1901 volgt de leerplichtwet die bepaalde dat kinderen verplicht naar school moesten. Echter, omdat families het geld dat de kinderen verdienden, niet konden missen, deden kinderen voor en na schooltijd zwaar werk en vielen ze op school in slaap. Twee jaar later, in 1903, volgde een nieuwe wet: het zogenaamde ‘Steenbesluit’. Daarmee werd het verboden vrouwen en kinderen onder de 16 jaar uit te buiten.