Schoonhoven de Zilverstad

Schoonhoven (ca. 14.000 inwoners) ontstond in de 13e eeuw op de grens tussen Holland en Utrecht. De heren van Schoonhoven waren machtige edellieden, die op hun kasteel hof hielden. Haar grootste bloei kende de stad in de 14e eeuw.

Schoonhoven was een vestingstad en werd herhaaldelijk belegerd. In 1572 namen de Geuzen de stad in, in 1575 de Spanjaarden. Van 1582 tot 1601 werden de vestingwerken verbeterd. In 1672 lag de stad in de waterlinie tegen de Fransen en werden er nog vijf bastions aangelegd.

Tussen 1573 en 1795 was Schoonhoven de tiende stemhebbende stad in Holland, de stadsregering (twee burgemeesters, zeven schepenen en de vroedschap) was bij het landsbestuur betrokken.

In de stad waren brouwers, lijndraaiers, olieslagers en er werd handel in hennep gedreven. In de 17e eeuw behoorde een vloot van dertig binnenschepen hier thuis. In de 18e eeuw kwamen er koperslagers en zilversmeden. Die laatsten kregen landelijke bekendheid. Er werden vooral kleine boerensieraden voor het gehele land gemaakt. Eind 19e eeuw ontstond de vakschool voor goud- en zilversmeden.

Tussen 1861 en 1921 lag de Artillerie Instructie Compagnie in de Havenkazerne. Na de Tweede Wereldoorlog gingen veel militairen via Schoonhoven naar Indonesiƫ.

In 1857 kreeg Schoonhoven een geregelde stoombootverbinding met Rotterdam. Tussen 1914 en 1942 was er een treinverbinding met Gouda.

terug