De gemeente telt 28.930 inwoners (31 maart 2015, bron: CBS) en heeft een oppervlakte van 8,93 km² (waarvan 1,10 km² water). Ongeveer één op de drie inwoners van de Krimpenerwaard woont in Krimpen aan den IJssel.
De naam Crempene (omvattende zowel het huidige Krimpen aan den IJssel als Krimpen aan de Lek) komt reeds voor rond 1130. Krimpen wordt het eerst als aparte ambachtsheerlijkheid genoemd in een document van 1277. In dat jaar werd Crempene gesplitst in Krimpen aan den IJssel en Krimpen aan de Lek. Het gebied bestond uit twee polders: Langeland en Kortland. Deze twee polders werden bestuurlijk in 1805 samengevoegd. In 1855 werd de toenmalige gemeente Stormpolder opgeheven en toegevoegd aan het gebied van Krimpen. In 1859 werd Krimpen aan den IJssel een zelfstandige gemeente. In de volksmond heette het dorpje Krimpen toen Tingenijssel. Het is de enige plaats die in 2015 niet is opgegaan in de nieuwe gemeente Krimpenerwaard.
Tot de huidige gemeente Krimpen aan de IJssel behoren de volgende dorpen en buurtschappen: Boveneind, Stormpolder, Krimpen a/d IJssel, Langeland, Kortland en Oud Krimpen.
De gemeente ligt aan de zuidoever van de IJssel en de dijk langs deze rivier is ook jaren de enige plaats van de bebouwing geweest, voor het merendeel boerderijen. In 18e - 19e eeuw bestond Krimpen uit een aantal min of meer opzichzelfstaande woongemeenschappen langs de dijk. Industrie bestond uit o.a. twee grote werkgevers: de steenfabriek van Mijnlieff en de scheepswerf van Van der Giessen de Noord.
In het begin van de 20e eeuw werd de bebouwing landinwaarts, van de dijken af, uitgebreid en verloor de gemeente zijn agrarisch karakter. Het westelijk gedeelte van Krimpen bestond in vroeger tijden voornamelijk uit korte landerijen (vanaf de dijk gezien) en het oostelijk gedeelte uit wat langere. Tegenwoordig herinneren de namen Kortland en Langeland nog aan deze tijd.
De inwoners van Krimpen aan den IJssel worden ook Turken genoemd. Vroeger was hier namelijk een koolteerfabriek, en degenen die daar werkten kwamen 's avonds 'zo zwart als een Turk' thuis. Koolteer werd voor diverse doeleinden gebruikt, met name bij de scheepsbouw en ook bij de boeren, om onder meer de bodem van de kafwagen mee dicht te maken en de zolder van het binnenhuis van een boerderij te teren, dat ook nog goed tegen houtworm hielp. Koolteer laat namelijk geen vocht door (Groot Schimpnamenboek van Dirk van der Heide (1988)).
Stormvloedkering Hollandse IJssel
Bij de watersnood van 1953 bleek de open verbinding met de Noordzee en de daarmee gepaard gaande toegankelijkheid voor het getij tot de IJssel een groot gevaar te zijn, en in 1954 werd begonnen met de bouw van de Stormvloedkering Hollandse IJssel, het eerste deltawerk.
In 1958 werd deze voltooid en de bijbehorende Algerabrug die Krimpen met Capelle aan den IJssel verbindt en werd de eerste vaste verbinding tussen de Krimpenerwaard en het gedeelte van Zuid-Holland ten noorden van de IJssel. Hierdoor heeft halverwege de jaren zestig Krimpen de functie van forensengemeente van Rotterdam gekregen en is toen flink gaan uitbreiden. Inmiddels is het grootste gedeelte van het grondgebied volgebouwd. Het bestuur streeft ernaar om het landelijk karakter (gericht naar de Krimpenerwaard in het oosten) te behouden.
Buitendijks stond tot 1930 de korenmolen Onverwacht. In 1993 heeft men de uitgebrande molen herbouwd. De molen werd bij deze gelegenheid De Schelvenaer gedoopt. Deze maalvaardige molen is het onderkomen van een restaurant.
Krimpen wordt omringd door drie natuurgebieden. Naar het oosten, langs het veenweideriviertje de Loet heeft zich een polderbos, het Loetbos, ontwikkeld. Tussen Krimpen a/d IJssel en Krimpen a/d Lek is het recreatiegebied Het Krimpenerhout aangelegd, met centraal gelegen daarin een recreatieplas. En langs de rivier de Lek, naast het bedrijventerrein de Stormpolder, ligt buitendijks een uniek zoetwatergetijdengebied, het Stormpoldervloedbos.